Bordjesdrager
De meeste schutterijen worden bij hun buiten optreden voorafgegaan door een bordjesdrager, het zijn meestal kinderen van een van de leden in de leeftijd tussen 8 en 12 jaar. Deze dragen dan een bord met daarop de naam en het embleem van de schutterij. Tijdens een bondsfeest staat er ook het nummer van de optocht volgorde op vermeld. In de jaren ’70 en ’80 werd de bordjesdrager langzaam “ingelijfd” bij de schutterij. Dus kreeg de bordjesdrager een uniform en belandde hij op de lijst van wedstrijdonderdelen. Nu controleert de jury onder andere of hij niet te ver voor de troep uitloopt en in de pas loopt.


Bielemannen
Hoewel zij in het verre verleden geen functie binnen de schutterij hebben vervuld, vormen de bielemannen heden ten dage een zeer markante verschijning in de optochten. Met berenmuts, baard, blauwe kiel en lederen schort lopen zij voor de schutterij uit. Bijl op de schouder, materiaaltas om de nek. Klaar om waar nodig hindernissen op te ruimen. Daarmee vormen de bielemannen een moderne echo uit een grijs verleden waarin zij de schutterijen bij kerkelijke processies begeleidden die, naar men veelal ten onrechte aannam, door onverlaten werden verstoord.


Tamboer- Maître
Dit is de persoon die de leiding heeft over de tamboergroep van de schutterij. Tijdens de bondsfeesten leidt de Tamboer-Maître het korps ook bij het optreden tijden de muziekwedstrijden, hierbij zijn prijzen te verdienen voor het muziekkorps alsook voor de Tamboer-Maître.


Drumband
De drumband vormt samen met de schutters het geheel van de schutterij. Voorafgegaan door de Tamboer-Maître zorgt de drumband ervoor dat de gehele schutterij mooi in de pas blijft lopen. Ook geeft de drumband aan, dat er een korps komt aanmarcheren. De drumbands, in huidige vorm, zijn in feite pas na de Tweede Wereldoorlog zo ontstaan.


Marketentster
Het is niet direct een historische groep, maar door de jaren heen is het een vast onderdeel van de schutterij geworden wat niet meer weg te denken is. Ze zijn bij de schutterij gekomen om de manschappen te voorzien van een drankje (sterke drank zoals jenever of vieux) en een hapje (worst, kaas en stokbrood). Mooi om te zien, maar zonder historische betekenis, dat zijn de marketentsters die sinds begin jaren ’70 de schutterijen begeleiden. De echte “doorbraak” van de vrouw in de Limburgse schutterij kwam overigens pas aan het begin van de jaren ’90 toen steeds meer schuttersvrouwen zich een passend kostuum aanmaten en tijdens de feesten een apart wedstrijdonderdeel voor hen werd bedacht. Het idee van de marketentsters is afgeleid van de vrouwen die (vaak met kind en kegel) in de 16e en 17e eeuw achter de legers aan trokken. Vandaar de naam marketentster, die is afgeleid van “markentare” hetgeen verkopen of verhandelen betekent.


Het vaandel
Het vaandel is net als bij iedere vereniging het herkenningsteken van de schutterij. Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers. De Romeinen kenden reeds hun “signum bello” ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de “vlag” waaronder de soldaten zich schaarden. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in de handen van de vijand, was alles verloren. Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap dat zich niet eens een schutterij noemen. Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige of schutspatroon geborduurd. Nog steeds is het een “doodzonde” wanneer het vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden. De vaandrig bekleedt de laagste officiersrang. Ook de vaandeldrager wordt gejureerd in de optocht en bij de presentatie.


Het koningspaar
De meest markante figuur van de schutterij is zonder twijfel de koning, al dan niet vergezeld van een koningin. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend. Elke schutter kan koning worden. Koning zijn is een “eretitel” die jaarlijks wordt verdiend door op een vogel te schieten. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst. Nadat de “oude koning” en de wereldlijke en geestelijke beschermheer (een notabele uit het dorp en de pastoor) het openingsschot hebben verricht, schieten de leden om de beurt net zolang op het blok, tot een laatste stukje overblijft. Wie het lukt om dit laatste restje hout van de paal weg te schieten, mag zich dat jaar koning noemen. Maar er zijn nog meer varianten op dit gebeuren. Bij een van deze varianten zet men op de schietboom een plaat met daarop een vogel getekend , en daarom heen een cirkel. Het is dan de bedoeling om de cirkel weg te schieten zodat als de “vogel” valt, de persoon die op dat moment heeft geschoten dat jaar koning is. Er volgt een plechtige inauguratie, met een zilveren koningskroon op de schuttershoed. Ook worden de zilveren koningsvogel en koningsplaten over de schouders gehangen. Na zijn “ambtsperiode” dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. De koning is niet verplicht een koningin aan zijn zijde te hebben. De koning (en de koningin) zijn de blikvangers en hoogste vertegenwoordigers van een schutterij. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij er altijd goed verzorgd uit moeten zien. De koning (en koningin) zijn, net als het vaandel, verplicht in een schutterij.


Officieren
Achter de koning marcheren de officieren. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij. Zij mogen zich tooien met gouden epauletten op de schouders en een oranje sjerp om de heup. Tevens zijn zij voorzien van een wapen namelijk de sabel.


De schutters
Deze groep wordt ook wel de geweerdragers genoemd. De geweren waar zij mee lopen zijn onklaar gemaakte militaire exercitiewapens. Het geweer wordt aan de rechterzijde gedragen, vastgehouden met een gebogen arm en met de hand aan de riem. Deze schutters kunnen ook echte schutters zijn en doen vaak ook mee aan exercitiewedstrijden. Dit zijn militaire oefeningen, die ook bij de krijgsmacht beoefend worden. Men onderscheidt hierin de Oude en de Nieuwe Exercitie. Uiteraard vereist deze exercitie veel discipline en oefening, om de uitvoering synchroon uit te voeren.

Verder zijn dit de mannen die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht de rang of stand, schutters zijn gelijk. Achter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. Of in rotten van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf.

Dit zijn de mannen (en in toenemende mate ook vrouwen), die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht rang of stand, schutters zijn gelijk. Door de populariteit van de drumbands en het officiersschap, dreigt de samenstelling van de vereniging wel eens scheef te groeien, te weinig geweerdragers.

Als laatste komt de hospitaalsoldaat. Deze loopt achteraan in de schutterij. Hij draagt geen geweer maar een tas. In zijn tas zitten eerste hulp spullen. Op de mouw en op de tas draagt hij een rood kruis.


Generaal
Een generaal is een verdiende titel die wordt gekozen. Klinkt tegenstrijdig, maar je moet het een en ander voor de vereniging betekend hebben en de leden bepalen dus of iemand dit ook mag zijn.


Omschrijving uniform Luitenant Generaal
Inleiding:

Schutterij St. Hubertus Gilde Gulpen draagt het uniform van de KMA “Koninklijke Militaire Academie” van 1826 tot heden en is een Officiers opleiding onderdeel, destijds in het leven geroepen door Koning Willem 1. Generaals in KMA uniform hebben in deze periode nimmer bestaan. De KMA was in die betreffende periode geen zelfstandig leger onderdeel. Er was tevens in bovengenoemde periode bij de KMA geen gebonden generaal. Generaals hadden algemene functies. Er waren drie rangen. Generaal-majoor, Luitenant-generaal en Generaal. De generaal van schutterij St. Hubertus Gilde Gulpen draagt daarom geen KMA uniform, maar een generaalsuniform zoals ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 24 januari 1898 ter gelegenheid van de aanvaarding van haar regering van Koningin Wilhelmina op 6 september 1898. Het gedragen uniform is het zogenaamd “grote tenue” in de rang van Luitenant-generaal.

Uniform Generaal (Boekwerk Generaals 1934)

Jas Grote-tenue:
Van zwart laken/fijn wol met twee rijen van 7 uniformknopen naar gelang onderdeel. Staande kraag van Ponceau scharlaken rood laken kraag versierd met een in goud geborduurde kartelrand voorzien van gouden geborduurde eikentakken. De mouw opslagen van rood scharlaken rood laken en voorzien van dezelfde geborduurde kartelrand voorzien van eikentakken als gebruikt in de kraag. Op de achterpanden scharlakens rood gebiesde accolade padden voorzien van 2 x 3 knopen die ieder op het midden van de accolade padden zijn geplaatst.

Epauletten
De afmetingen als volgt. De tong tot tegen de rand 16 cm, breed 5.5 cm aan het boveneinde en aan het benedeneinde van de tong tussen de rand 9 cm. De rand rond het benedeneinde bestaat uit 3 kransen waarvan de middelste een 14 mm dik is en de 2 buitenste een 5 mm (+/-) Deze zijn vervaardigt van zilver draad die verguld is. Hieronder hangen dan 2 rijen Bouillons van gebrillanteerd gouddraad met een dikte van 6 a 8 mm en een lengte van 8.5 tot 9cm. Aan de beneden zijde van tong worden 4 6 puntige witmetalen sterren geplaatst in rechthoeksvorm. De epaulet is van onderen belegd met een zwart laken.

Fourragère/schoudersnoer
Van massief in het vuur verguld zilverdraad met 4 kwasten van gouden bouillons twee aan twee boven elkaar de bovenste voorzien van twee 6 puntige witmetalen sterren. Deze worden in en buitendienst gedragen

Steek
Van zwarte zijde met aan de linkerzijde van de steek een lis van strengen goud koord die gebogen naar de voorzijde zijn. Onder de lis wordt door middel van een knoop (als gebruikt in de jas) een oranje kokarde/rozet voorzien van een vergulde rand met een middellijn van 8 cm. Pluim van afhangende witte hanenveren in de bovenzijde van de steek geplaatst.

Sjerp
Van oranje geribde band, breed 5 cm met 2 kwasten voorzien van twee 6 puntige witmetalen sterren met platte steel en ronde kop eronder waar de franjes afhangen ter lengte van 20 cm. Sluitend met wit metalen passanten die verdekt zijn door het oranje band.

Pantalon
Van zwart laken voorzien van 2 platte biezen van scharlakenrood laken elk breed 2 cm en geplaatst op een onderling afstand van 1 cm. Souspieds van zwart leder aan de onderzijde van de pantalon bevestigt.

Wandelsabel
Gevest van verguld metaal of tombak (Een legering die er koperkleurig uitziet, gewoonlijk bestaand uit 85 tot 88% koper en 12 tot 15% zink ). De greep is voorzien van horizontale groeven met wit metalen draad en gedekt door een leeuwenkop met aflopende rug en een bijna rechthoekige omgebogen beugel. De witmetalen schede met 1 band voorzien van een ring. De sabel hangt (vanaf de broekriem door een snede in de jas) aan een zwartleren riem die aan de ring wordt bevestigd.

Dragon
Zilveren kwast van massief pletzilver opgemaakt in den vorm van dunne bouillons, van onderen een bodem van een knoop in oranje. De peer van wit metaal een schuiver en koord in zwart uitgevoerd.

Schoenen
Zo glad mogelijk en naadloos mogelijk zwart leder halfhoog voorzien van beenstukken. Tegenwoordig Bottines genoemd.


Commandant
Deze leidt de gehele schutterij en deelt de diverse commando’s uit om de schutterij op de plaats van bestemming te krijgen. Deze commando’s zijn ook weer afgeleid uit het leger. Ook de commandant wordt beoordeeld tijdens de optocht. De commandant draagt 3 sterren en heeft dus de rang van kapitein. Hij is de enige die niet in de maat hoeft te lopen, ook heeft hij geen vaste plek in de schutterij. Tijdens het defilé loopt deze naast het eerste rot van de geweerdragers, aan de zijde van het defilé, voor de rest mag hij gaan en staan waar hij wil.